Dag 33: Miraz – Sobrado dos Monxes (26 km)

Dinsdag 17 juli 2018

In Nederland is vanmorgen de Nijmeegse Vierdaagse begonnen. Internationaal wandelen over verharde wegen in ons platte cultuurlandje, met zo’n 50.000 enthousiastelingen onder een hete brandende zon. Vier dagen wandelfeest in Nederland! Hier in Noordwest Spanje gaan de wandelaars vandaag ook heel wat asfalt zien, maar we krijgen niets mee van de zon. Het klimaat is echt aan het veranderen.

Ik ben nu al een maand onderweg naar Santiago de Compostela. De mooie Costa Verde ligt al ver achter me, het binnenland is ook erg mooi en zeer aangenaam om in te wandelen. Prachtige holle wegen tussen hoger gelegen braamstruiken, varens, vervelende lage priknaaldplanten en uitbundig bremstruiken.

Pad tussen uitgegroeide bremstruiken

’s Morgens om acht uur wordt nog regen verwacht en de wolken hangen laag in dit hoogste deel van de Camino del Norte. Fris is het zeker wel, ik zie nog weinig pelgrims in T-shirt.

Dichte wolkenlucht boven Galicië

Een paar keer neem ik met een paar medepelgrims pauze bij een barretje. Een oudere Spanjaard zegt zich niet lekker te voelen. Hij was slecht opgestaan en het wordt niet beter, hij heeft pijn aan zijn ingewanden. Nadat iedereen weer op weg is, zie ik hem zitten in een verlaten bushokje. Het gaat niet goed. Alphonso, een Spaanse pelgrim, komt achter mij langs, dus ik laat de zorgen verder aan hem over. Later hoor ik dat zij samen naar het ziekenhuis zijn gegaan met een taxi. Tegen de avond kom ik de zieke tegen in de herberg. Hij voelt zich nog steeds niet lekker en heeft van de dokter een doosje paracetamol meegekregen. Hij wil nog twee keer 30 km lopen, dan is hij in Santiago.

Het laatste stuk van de dag ontmoet ik eerst Mano, een grote Spanjaard die in elke bar een fles bier drinkt en een shaggie rookt. Vannacht hoorde ik hem nog door mijn oordoppen heen veel lawaai maken. Mandy, een Amerikaanse uit Ohio die vloeiend Spaans spreekt (ze geeft thuis les in die taal) komt er bij en we kletsen wat af over onze verschillende culturen. Over de schoonheid van de wandeltocht zijn we het eens.

Mooie wandelgang tussen reusachtige eikenbomen

Dan ontmoet ik een Duits meisje die mij nog kende van een paar weken eerder. Ze wandelt opgewekt, lacht veel en praat honderd uit. Dan zie ik op haar armen kleine bijtwondjes van een paar mm doorsnee: bed-bugs. Kleine beestjes waar elke herberg en elke pelgrim bang voor is. Als je die op bezoek gekregen hebt, moet je alles, ALLES, inclusief jezelf en je rugzak, gloeiend heet wassen en de kleren lange tijd in de droger doen. De herberg heeft ook een probleem om die beesten weg te krijgen. Heel triest voor haar. Ze is al eens geweigerd in een herberg toen ze de wondjes zagen. Ze slaapt sindsdien in hotels. Ook nog veel extra onvoorziene kosten. Heel vreemd om een outcast te zijn. Ze gaat dus niet mee naar het klooster waar alle pelgrims gaan slapen, maar op zoek naar een eigen slaapplaats. Misschien zien we elkaar nog, zegt ze.

Het klooster met de twee torens

Iedereen moet tot half vijf wachten. Dan mogen we op de deur kloppen en rustig afwachten of we binnen gelaten worden. Geduld. Stilte. Rust. Als ik ga zitten aan het bureau tegenover de monnik, zegt hij tegen Mandy die ook zit te wachten: “Je mag er wel bij komen zitten. Ik ga jullie niet trouwen!” Dat soort stoute monniken maak ik wel meer mee in de kloosters onderweg. Als we ingeschreven zijn, worden we rondgeleid. Ik kom terecht in een donkere sobere ruimte met bezette stapelbedden. Prima.

Donkere sobere slaapkamer met bezette stapelbedden

Daarna douchen, extra goed de was doen en daarna alles in de droger. Even nog het stadje in; het is acht uur en de zon schijnt volop. Misschien tref ik het gebeten meisje nog.

Plaats een reactie

Blog op WordPress.com.

Omhoog ↑